Quizvragen thuis

Welk duo heeft ooit de broodjeszaak van Ter Smissen Baget opgestart?

A. Frank & Simonne B. Femke & Sam C. Luc & Werner D. Rosa & Jenny

Wie heeft de caravan van Luc in brand gestoken?

A. Leontien B. Luc zelf C. Pierre D. Isabelle

Wie heeft geprobeerd om Eva te vergiftigen?

A. Mathilde B. Jan C. Maarten D. Frank

Vanwaar kwam Marianne toen ze haar intrede maakte in Thuis?

A. Van bij haar zus in Oman B. Vanuit Knokke C. Van bij haar broer in Belize D. Vanuit een revalidatiecentrum

Waar trokken Jenny en Bianca in na de breuk met Frank?

A. Bij Rosa B. Bij Marianne C. In Ter Smissen D. Bij Peter

Waar had Félicienne, de vroegere kuisvrouw van Marianne, regelmatig last van?

A. Diabetes B. Poreuze beenderen C. Te hoge cholesterol D. Epilepsie

Welke troetelnaam gebruikt Simonne voor Frank?

A. Baby B. Suske C. Schat D. Frankieboy

Welke troetelnaam gebruikte Robbe voor zijn toenmalig vriendinnetje Peggy?

A. Snoopy B. Poepie C. Beertje D. Konijn

Toen Luc terugkwam uit Amerika, had hij iets heel opvallends mee. Wat was dat?

A. Een Amerikaanse vlag B. Een cowboyhoed C. Een miniatuur Vrijheidsbeeld

Wie komt net toe en alarmeert de feestvierders in Ter Smissen wanneer er brand is uitgebroken?

A. Frank B. Femke C. Marianne D. Peggy

Wat gebeurt er tijdens de allereerste taxirit van Mayra?

A. Ze krijgt een boete voor te snel rijden. B. Ze maakt ruzie met een klant. C. Ze heeft een auto-ongeluk.

Hoe ontdekt Tim dat Katrien hem heeft bedrogen met Stijn?

A. Katrien vertelt het hem zelf. B. Tim betrapt hen. C. Stijn verklapt het aan Tim. D. Jens licht Tim in.

Hoe reageert Jens wanneer hij ontdekt dat zijn broer Stijn een affaire heeft met Katrien?

A. Hij wenst hen veel succes. B. Hij licht meteen Tim in. C. Hij wil dat Stijn er meteen mee stopt. D. Hij slaat Stijn.

Wie zorgt er voor dat het brandalarm afgaat tijdens de try-out in Zus & Zo?

A. Rafael B. Frank C. Martha D. Guy

Jana wil meer contact met Tibo. Welk excuus gebruikt Jana om vaker langs te komen?

A. Ze veinst verschillende ziektes. B. Ze wil met een brommer leren rijden. C. Ze heeft bijles wiskunde nodig. D. Ze wilt verpleegster worden.