Deze haagsoort, ook wel de Carpinus Betulus genoemd, vond je in de parken en tuinen van de 18de en 19de eeuw terug in lovergangen en palissades die als het ware groene tunnels vormden. In tegenstelling tot zijn naamgenoot neemt deze soort wel genoegen met minder rijke gronden als die niet te zuur of te vochtig zijn. De plant wordt vaak ingezet als laanboom of als haag omwille van zijn goede verdraagzaamheid van snoei, daarentegen verliest hij wel zo goed als volledig zijn blad in de winter. De nieuwe blaadjes mogen reeds in april/mei verwacht worden en zijn daarmee enkele weken vroeger dan zijn tegenhanger Fagus Sylvatica. Het blad heeft een dubbel gezaagde bladrand en het bladmoes staat enigszins bol tussen de nerven.

Goed zo !