Jullie krijgen nu een vraag over taalbeschouwing derde leerjaar. In een zin staat meestal ‘ wie het doet’. Dat noemen we het ??????? Het kan een persoon, dier of een ding zijn. Naast ‘ wie het doet’ staat bijna altijd een werkwoord, soms ervoor, soms erachter. De term die we zoeken en de persoonsvorm (het werkwoord) moeten grammaticaal met elkaar overeenkomen. Op de dia zien jullie daarvan een voorbeeld:
De jongen fietst naar school.
De jongens fietsen naar school

Goed zo !